De Wilde Wingerd (Parthenocissus) is een plant die vaak wordt aangeplant om gevels te bedekken. Het kan de gevel prachtig bedekken, tot wel tien meter hoogte toe. En het beschermt daarbij echt het huis. Het metselwerk blijft droog en houdt door de begroeiing het huis op hete zomerdagen veel koeler. Het biedt gelijk een mooie schuilplek voor vogels, die erin ook vaak hun nest bouwen. De bloemen geven royaal nectar aan bijvoorbeeld bijen. En voor de nachtvlinder de Wingerdpijlstaart is het een waardplant. Deze nachtvlinder komt hier jammer genoeg alleen als trekvlinder vooral in de zomer voor. De blauwe rijpe bessen die voor ons giftig zijn, worden door vogels wel graag gegeten. Die zijn eind van de zomer rijp en diep blauw. De groene nectar en pollen rijke bloemen staan begin van de zomer in trosjes in bloei. De plant hoort onder de familie van de Wijnstokken.
AANPLANTEN
Van oktober tot maart in een goed diep plantgat met redelijk wat mest. Afstand tussen de planten zeker 10 meter, want de Wilde Wingerd groeit vrij snel ver uit. De plant heeft zuignapjes waarmee het zich aan de gevel hecht. Niet alle wingerd-varieteiten hebben vee zuignapjes voor de hechting aan de muur. Tegenwoordig worden vaak niet hechtende soorten aangeboden. Dan is het zinvol de muur van latten en hechtdraden te voorzien, waar men de wingerd stevig aan kan bevestigen.
Soorten met veel hechtwortels alleen aanplanten bij een gave gevel. Anders eerst voor het aanplanten de voegen van het metselwerk (laten) bijwerken. Vroeger was het probleem met metselwerk met kalkmortel veel ernstiger. Na de herfst deze planten zonodig terugsnoeien, waarbij men oude scheuten kan verwijderen en jonge scheuten kan inkorten. Zorg er altijd voor dat er voldoende afstand blijft tot de goten en de takken niet onder een pannendak gaan groeien.
De bijzondere herstbladeren kleuren op gevels die veel zon krijgen intenser en roder dan bij zonarme gevels. Zorg ervoor dat de planten in een droge zoemer niet uitdrogen. Zeker als uw huis grote bakgoten heeft, gebeurt dat sneller.
De uit Amerika afkomstige Parthenocissus Quinquefolia heeft grote vijfdelige diepgroene bladeren en geelgroene twijgen, maar heeft niet veel minder zugnapjes, dan de uit Azie afkomstige Parthenocissus Tricuspedata met grote glanzende driedelig blad met lichtrode uitlopers. Ook van de wingerd met driedelig blad zijn varieteiten sorten hechtvoetjes.
Reacties zijn gesloten.