De Spaanse Aak of Veld-esdoorn is een mooie en snelgroeiende inheems houtig gewas.
Lees er verder over op Aak, Spaanse
leven met bomen
De Spaanse Aak of Veld-esdoorn is een mooie en snelgroeiende inheems houtig gewas.
Lees er verder over op Aak, Spaanse
Het was een van die mooie dagen, waarop de zonnewarmte tot diep in je kan doordringen.
Wij deden ons tegoed aan bramen, frambozen en bosbessen. Zo liepen wij verder van struik tot struik. Verzamelend genietend in de natuurlijke overvloed van moeder natuur. Het bosje met sparrenbomen wandelden wij eerst voorbij.
Zonder ze echt op te merken. Ineens voelden wij iets aan ons trekken. Duidelijk werden wij teruggeroepen. Ieder van ons ging terug en nestelde zich aan de voet van enorme bomen. De sparren staken wel meer dan een gewone boomlengte boven alle andere bomen uit. Zelfs boven de toch al zeer grote beuken en eiken van meer dan 150 jaar oud.
Met mijn rug tegen mijn boom, voelde ik mijn voeten diep moeder aarde ingetrokken worden. Mijn kruin (-chakra) schoot open naar de top van deze immense spar, in een open contact met het onnoembare. Het goddelijke dat alles verbindt en wat op alles op aarde te vinden is.
Deze directe lijn tussen moeder en vader liet mijn zweven tussen de drie werelden van bestaan. En tegelijkertijd bond het alles samen in een proces van komen, gaan en weer komen. Ik voelde mij met alles verbonden en zag ( of herinnerde mij) een deel van mijn pad in dit leven, als mens, als ouder, als elder zo je wilt.
Hoe lang wij bij deze bomen hebben gezeten, weten wij niet meer. Het voelde als een paar minuten. De schaduwen van de zon waren echter veel langer geworden, dus het zal zeker wel meer dan een uur zijn geweest.
Onze wandeling ging verder en weer was er een overvloed aan frambozen en bramen. In de sporen van de zon maakten wij onze rondwandeling af. De momenten van gloed en warmte liet de zon als cadeau voor ons achter.
hoge inzichten en een weidse blik
De spar is een oorspronkelijk hier niet inheemse naaldboom van de Familie Pinaceae
Groenblijvende naaldbomen. Loof naaldachtig, lang en slank, in bundels van twee tot vijf, zelden alleenstaand of meer dan vijf, die dan bij samendrukking een smalle cilinder vormen, waarvan ieder blad een sector vormt. Manlijke en vrouwelijke bloemen gescheiden aan dezelfde boom; de manlijke gegroepeerd aan de basis van nieuwe scheuten, de vrouwelijke aan de top. Vruchten in de vorm van houtige kegels, die gewoonlijk in twee jaar rijpen.
Alleen de Grove Den uit deze bomenfamilie is hier inheems. Samen met de Taxus en Jeneverbes zijn dat de enige inheemse naaldbomen in de Lage Landen.
Diverse soorten Sparren zijn hier al zeer lang van elders aangeplant. Waarbij sommige soorten zelfs in de tijd zijn ingeburgerd.
De ZILVERSPAR Silver Fir(eng) sapin(fr)
Geslacht Abies Familie Pinaceae
Groenblijvende coniferen met enkelvoudige naalden en bloemen van beide geslachten aan dezelfde boom. De bovenste takken dragen de stevige cilindervormige kegels, die uiteenvallen als ze rijp zijn. Ook worden ze wel opengebroken door eekhoorns, die op zoek zijn naar de zaden. Hierbij blijft de centrale spil van de vrucht op de bomen.
De ZILVERSPAR (Abies Alba) is een boom, die pas laat over de noordelijke landen van Europa verspreid is. Maar groeit van nature wel in de rest van Europa. De naaldboom bereikt een hoogte van 45 meter en heeft dan een omtrek van rond de 5 meter. Manlijke bloemen gegroepeerd onder de scheuten van vorig jaar. Geeft veel stuifmeel in april. De vrouwelijke bloemen, eerst groen, ontwikkelen zich tot kegels van 12 x 3 cm Als ze rijp zijn worden ze roodbruin, met naar beneden gebogen bracteeën. Naalden hebben een witte streek op de rugzijde. De schors is donker grijsachtig en bij oude bomen in kleine vierkantjes gebarsten. De kegels worden regelmatig opengebroken door eekhoorns op zoek naar zaad. De opengebroken en leeg gegeten resten vindt men vaak aan de voet van de bomen.
De zilverspar levert vurenhout en wordt net als de blauwspar ( uit Noord Amerika) en de Nordmann-spar als kerstboom geteeld.
De knoppen en naalden van de zilverspar worden gebruikt om de slijmoplossende en ontsmettende zilversparolie te maken. Deze olie wordt gebruikt in astma-inhalers en in diverse hoestdranken. Net zoals de olie van de grove den wordt het gebruikt in vele toiletartikelen en voor de geur.
DOUGLAS-SPAR
Douglasspar – Pseudotsuga menziesii is rond 1826 door de Schotse Botanicus David Douglas in Schotland voor het eerst in Europa geintroduceerd. Hij heeft de boom uit zaad laten opkweken. De boom is massaal in Europa vooral als mijnhout aangeplant en komt thans in het wild gewoon voor. Ingeburgerd in het Oostelijk deel van Nederland rond 1975 – 1999.
Meer weten over de Douslas-spar , kijk dan op wilde-planten.nl
NORDMANN-SPAR
De Kaukasische ZILVERSPAR (Abies Nordmanniana), Nordmannspar of Krimspar is in 1838 door de Finse bioloog Alexander von Nordmann (1803-1866) in West-Europa geïntroduceerd.
Sporkehout (FRANGULA ALNUS) is een verbastering van Sprokkelhout. Om de reinigende eigenschappen van de boom ook vaak Vuilboom genoemd. De plant hoort bij de Wegedoornfamilie, waarvan Wegedoorn hier ook in de Lage Landen voorkomt. Sprokehout komt vaker als de Wegedoorn hier alleen als struik voor. Beide horen bij de inheemse houtige gewassen, die eigenlijk vaker aangeplant zouden moeten worden.
Sporkeboom heeft veel namen, die vaak samen hangen aan vroeger gebruik ervan: spork, gewone vuilboom, bloedboom, pijlhout, hondskers, honzehout, sprokkel, peggehout, duvelskeersj, houtjeshout, buskruithout, en stinkboom.
BOTANISCH
De bladverliezende struiken ( soms bomen) groeien vaak veelstammig uit. Vrij breed tot wel 4 meter, tot 7 meter hoog.
In Nederland is sporkehout een algemeen voorkomende heester in laagveengebieden, aangeplant bos in de IJsselmeerpolders en de duinen, hoewel ze zeldzaam is op de Waddeneilanden. Op kleigrond groeit de boom van nature nooit. In België is de struik of boom zeer algemeen in de Kempen en de Ardennen. De plant groeit vaak in natte en zure bosranden samen met wilde kamperfoelie.
NUTTIG
Sporkehout is een waardplant voor de citroenvlinder en het boomblauwtje.De Ook een aantal motten leeft van het blad van deze heester, net als meerdere wantsen en motten. Het is een belangrijke voedingsplant voor honingbijen. De zaden worden gegeten door vogels als lijster en fazanten, die zo voor de verspreiding ervan zorgen.
GEBRUIK
Het hout werd vroeger veel gebruikt, zoals voor het maken van houtskool waarmee goed getekend kan woden, maar waarmee ook buskruit gemaakt kon worden. De twijgen werden gebruikt in bijenkorven. En de bessen als verfstof om sapgroen en schijtgeel te krijgen.
MEDISCH
Sporkehout is voor mensen onsmakelijk en licht giftig, maar zowel de bessen als de bast kunnen als laxeermiddel gebruikt worden. De bast bevat 3-7% antronincine, dat de wand van de endeldarm aanzet tot beweging. Vandaar de naam vuilboom, omdat men zo de darmen goed kan ledigen.
Steel-iep is een andere naam voor de FLADDER-IEP
Fladder-iep( Ulmus Laevis) hoort bij de Autochtone Hotachtige populatie in de lage landen.
Kijk verder bij FLADDER-IEP
Er zijn meerdere soorten planten uit de Familie van de vlinderbloemigen, die regelmatig door elkaar worden gehaald. De planten dragen allemaal gele op elkaar lijkende bloemen en groeien ook op gelijkwaardige plekken.
Een van die planten is de STEKELBREM (Genista Angica) . Vaak op hogere zandgronden, de Waddeneilanden, kalkarme duinen. Maar ook veel in Zuid Limburg en kalkrijke duinen. Door vermesting en begroeiing door grassen is de plant hier sinds de Tweede wereldoorlog sterk afgenomen.
Het is een stekelige struik die vaak vlak over de grond groeit (15 tot 40 cm), maar ook soms hoog uitgroeit tot meer dan 1 mter vijftig. De stekelbrem bloeit met uiteraard gele bloemen in trossen eind van de lente tot midden zomer. Vrucht is een kleine gekromde peul. Stekelbrem is zwak giftig.Het is een waardplant voor het groentje en het heideblauwtje. Bijen bezoeken de plant voor nectar en stuifmeelpollen.
Dan heb je ook nog de DUITSE BREM (Genista Germanica) dat net als de Stekelbrem tot de oorspronkelijke houtige gewassen van hier hoort.
Deze struik komt op meer plekken in Europa voor, en wordt gemiddeld 60 cm. hoog. De bloeiende bloemtoppen bevatten net als de Verfbrem (Genista Tinctoria) een gele verfstof. De Duitse brem bloeit vooral in mei en juni. Deze struik groeit in bosranden en langs heidevelden en houdt van iets droge, voedselarme grond. Vooral aan de Duitse grens en rond Nijmegen komt de plant veel voor.
Voor meer informatie , kijkt men op wilde-planten.nl
Deze hele struik is giftig, want het bevat alkaloide chinolizidine. De zaden en bloemen zijn giftig omdat ze 0,25% alkaloiden zoals cystine bevatten. De takken bevatten sparteine.
Maar Stekende brem of te wel Gaspeldoorn ( Ulex Europaeus) treft men ook vaak in ons land bij heidevelden aan. Dit is een plant met vele namen: in Friesland heeft men het over Bremerheide, op de Zeeuwse eilanden vaak over Duindoorn, in Zuid Limburg over Genst , maar elders in Limburg over Ginster, langs de Veluwezoom heeft men het over Kattendoorn en op meerdere andere plekken over Stekende Brem.
Dus lang leve de verwarring.
Meer informatie over de Stekende Brem bij GASPELDOORN
STRUIKHEIDE (Calluna Vulgaris) is de gewone heide-soort.
Voor meer informatie kijkt verder op HEIDE
De Tamme Kastanje (CASTANEA SATIVA) is een boom die vooral door de Romeinen overal in Europa is aangeplant. Waarschijnlijk is de boom al eerder door de Kelten vanuit het zuiden naar Duitsland en Frankrijk meegenomen. Kastanje’s kunnen tot heel grote bomen uitgroeien.
Zie verder bij: KASTANJE, TAMME